Het wetsvoorstel Overbruggingswetgeving box 3 zal met Prinsjesdag worden ingediend. Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 mei volgt geen juridische verplichting om rechtsherstel toe te passen bij niet-bezwaarmakers, van wie de aanslag op de dag van het kerstarrest al onherroepelijk vaststond. Tijdens de augustusbesluitvorming zal worden besloten of de niet-bezwaarwakers toch rechtsherstel wordt geboden en zo ja hoe dit rechtsherstel er dan zou moeten uitzien. Op dit moment worden verschillende scenario’s uitgewerkt. Over deze scenario’s ontvangt de Kamer voor het zomerreces een brief. Uiterlijk op Prinsjesdag laat het kabinet weten of en op welke wijze ook rechtsherstel zal worden geboden aan de groep niet-bezwaarmakers.
In aanloop naar Prinsjesdag kijkt het kabinet naar de wijze waarop de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht. Hierbij wordt voor maatregelen in ieder geval gekeken naar de uitkomsten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Vermogensverdeling dat voor de zomer wordt afgerond. Het kabinet zal deze meenemen in de discussie over lasten op arbeid en vermogen. Uiterlijk op Prinsjesdag komt het kabinet hier bij de Kamer op terug.
De netto-opbrengst van de dividendbelasting wordt behaald bij portfoliodividenden die door buitenlandse aandeelhouders worden ontvangen. In bijna alle belastingverdragen is een maximaal tarief van 15% over portfoliodividenden afgesproken, conform het OESO-modelverdrag. Een verhoging van het tarief boven de huidige 15% zal dus vooral leiden tot meer verrekening in binnenlandse situaties en meer teruggaaf op grond van het toepasselijke verdrag in buitenlandse situaties. Een eventuele opbrengst zal daarom naar verwachting gering zijn. Daarnaast zou deze maatregel een aanmerkelijke uitvoeringslast opleveren voor de Belastingdienst, aangezien die veel meer teruggaafverzoeken zal moeten behandelen.
In de media zijn meerdere berichten verschenen over de huidige tariefstructuur in de Vpb, in onder andere NL fiscaal en het FD. Een onderzoek van RSM en Nyenrode stelt dat 20% van de familiebedrijven vanwege het lage Vpb-tarief de onderneming hebben opgeknipt. Ook geeft 18% van de familiebedrijven aan een nieuwe vennootschap niet in de fiscale eenheid te voegen. Momenteel is het kabinet bezig met het monitoren van oneigenlijk gebruik van het lage winstbelastingtarief. Het onderzoek naar aanleiding hiervan wordt voor de zomer verwacht.
De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het arbeidsinkomen. Omdat de knikpunten wettelijk afhangen van de hoogte van het WML, schuiven deze knikpunten automatisch op naar rechts wanneer het WML beleidsmatig wordt verhoogd en de Wet IB 2001 niet zou worden gewijzigd. Dat betekent dat burgers met een inkomen hoger dan ca. €36.649 meer arbeidskorting zouden ontvangen als gevolg van een WML-verhoging (lastenverlichting) en burgers met een inkomen lager dan ca. €36.649 juist minder (lastenverzwaring). Het kabinet kiest ervoor om deze doorwerking van de voorgestelde WML-verhoging op de knikpunten terug te draaien.
Het uitstellen van de invoering van OESO Pijler 2 met een jaar leidt in 2023 tot een budgettair gat van 971 miljoen. De opbrengst van het verlagen van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting (Vpb) uit het box-3 pakket naar 200.000, wordt ingezet als dekking. Zoals staat vermeld in hoofdstuk 6 van de voorjaarsnota 2022 gaat het niet om een tijdelijke dekking. Het verlagen van de schijfgrens Vpb levert in de periode 2023 – 2027 en structureel €1271 miljoen per jaar op. Deze maatregel wordt niet teruggedraaid zodra Pijler 2 wel wordt ingevoerd in 2023. Deze inkomsten, zie reeks 2b in tabel 7 van de voorjaarsnota 2022, zijn meegenomen in de besluitvorming met betrekking tot de Vpb, Box 3, AOW, Defensie en het verhogen van het wettelijk minimumloon.
Het uitgangspunt dat wordt gehanteerd bij de uitwerking van een tweeschijvenstelsel in box 2 is daar waar mogelijk aansluiten bij de schijflengten in box 1. Een tijdelijke verlaging van het box 2- tarief leidt weliswaar tot een incidentele opbrengst, zoals eerdere verlagingen in het verleden ook hebben laten zien, maar deze incidentele opbrengst is feitelijk een lagere opbrengst die naar voren wordt gehaald. Structureel leidt een tijdelijke tariefsverlaging niet tot een opbrengst maar tot een derving, hetgeen ongewenst is. Overigens heeft de recente tariefsverhoging eveneens geleid tot een dergelijke incidentele opbrengst. Naast de introductie van een tweeschijvenstelsel in box 2 wordt de schijflengte van het lage tarief in de vennootschapsbelasting verlaagd naar €200.000.
In het pensioenakkoord van 2019 zijn tussen kabinet en sociale partners onder meer afspraken gemaakt over pensioensparen door zelfstandigen. Deze afspraken zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel toekomst pensioenen dat eind maart 2022 aan de Kamer is aangeboden voor behandeling. In hoofdlijnen stelt het kabinet voor €102 miljoen per jaar te investeren in de fiscale verruiming van de derde pijler (lijfrentesparen) in het kader van het komen tot een arbeidsvormneutraal pensioenkader. Met deze verruiming in de derde pijler wordt de fiscale ruimte van de derde pijler gelijkgetrokken aan de fiscale ruimte in de tweede pijler (pensioensparen door werknemers). Dit biedt ondernemers in de IB-sfeer en in de bv de ruimte om een fiscaal gefaciliteerde adequate oudedagsvoorziening op te bouwen vergelijkbaar met werknemers in de tweede pijler. In samenhang hiermee wordt ook voorgesteld de fiscale oudedagsreserve (FOR) af te schaffen in de vorm van het met ingang van 1 januari 2023 niet meer fiscaal gefaciliteerd mogen opbouwen van de FOR, waarbij de bestaande reeds opgebouwde FOR nog wel op basis van de huidige regels kan worden afgewikkeld. Daarnaast stelt het kabinet voor om pensioenuitvoerders in de tweede pijler de mogelijkheid te bieden middels een experiment pensioenregelingen open te stellen voor zelfstandigen. Dit betreft zowel IB-ondernemers als ondernemers in de bv. Met het experiment wordt ondernemers de mogelijkheid gegeven om net als werknemers te sparen voor de oude dag in de tweede pijler en te voorzien in een nabestaandenvoorziening.
Bron: Schriftelijke vragen Voorjaarsnota 2022, Ministerie van Financien, 10 juni 2022
Bron Taxence