De internationale gemeenschap heeft vorig jaar afspraken gemaakt over de belasting van grote multinationals. Bijna 140 landen hebben toen hun handtekening gezet onder een plan dat uit twee pijlers bestaat (artikel).
De ene pijler is de invoering van een wereldwijd minimumtarief in de VPB van 15% voor multinationals met een omzet van minimaal €750 miljoen. En de tweede pijler behelst de ‘herverdeling’ van de winsten van multinationals over landen, waardoor ook zij een belastinggraantje kunnen meepikken van de winsten die multinationals wereldwijd maken. Deze pijler geldt voor multinationals met een jaaromzet van meer dan €20 miljard.
Hoewel er internationaal dus overeenstemming is, verloopt de invoering van de plannen in de Europese Unie moeizaam. In principe is namelijk instemming van alle lidstaten nodig voor de invoering. Eerder heeft Polen zijn bezwaren laten varen, maar nu ligt Hongarije dwars. Dat is voor Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje reden om de druk op te voeren. In een verklaring stellen de vijf EU-lidstaten dat zij ‘alle mogelijke juridische middelen’ zullen inzetten om het minimumtarief in te voeren met ingang van 2023, als de lidstaten de komende weken niet gezamenlijk tot overeenstemming komen. Zo kent de EU een procedure die ‘versterkte samenwerking’ heet, waarbij een deel van de lidstaten het tarief toch gezamenlijk zou kunnen invoeren. Ook kan een individueel land het tarief eventueel via nationale wetgeving invoeren.
Hoe het verdergaat met het minimumtarief kan ook invloed hebben op de Nederlandse begroting. Het kabinet heeft zich namelijk tot doel gesteld om deze regeerperiode jaarlijks €1 miljard aan extra VPB-opbrengsten binnen te halen. Daarbij was ook deels gerekend op extra inkomsten uit plannen voor het belasten van multinationals. Maar omdat de besluitvorming in de EU zo traag verliep, dreigde er in 2023 een VPB-gat te ontstaan. Daarom heeft het kabinet al in de Voorjaarsnota besloten om de VPB-opbrengsten op een andere manier op te schroeven: in 2023 gaat de winstgrens voor het lage VPB-tarief omlaag naar €200.000.
Bron: BV Rendement