Het pakket Belastingplan 2023 bestaat uit zeven wetsvoorstellen
Het kabinet wil in 2023 de belasting op een inkomen uit werk (box1) tot € 73.071 verlagen van 37,07% naar 36,93%. De arbeidskorting wordt jaarlijks verhoogd.
Het huidige tarief in box 3 wordt met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025 en met ingang van 1 januari 2023 wordt het heffingvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000. Vanaf 2026 gaat het nieuwe stelsel voor box 3 in.
Gelet op de stijging van de kosten en het feit dat het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding sinds 2006 niet is gewijzigd, is het kabinet van plan om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen tot € 0,21 per kilometer.
Een ondernemer voor de inkomstenbelasting (bijv. een vennoot in een vof) kan een deel van zijn winst reserveren om een oudedagsreserve (FOR) te vormen. Daarvan kan later een lijfrente worden aangekocht. Dit zorgt ervoor dat de ondernemer op latere leeftijd nog inkomsten heeft. De belastingheffing wordt dan uitgesteld totdat de lijfrente-uitkeringen worden ontvangen. Omdat de FOR niet altijd wordt gebruikt zoals deze bedoeld is, wordt de FOR uitgefaseerd. Dit betekent dat er vanaf 2023 geen bedragen meer aan de FOR mogen worden toegevoegd.
In het coalitieakkoord is afgesproken om de afbouw van de zelfstandigenaftrek, zoals geregeld in het Belastingplan 2020 en het Belastingplan 2021, te versnellen en verder door te trekken. In de augustusbesluitvorming is besloten om versneld af te bouwen en het bedrag verder te verlagen. Met de afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt beoogd het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen. De afbouw is zo vormgegeven dat de zelfstandigenaftrek met ingang van 2023 in verschillende stappen (inclusief de eerdere afbouw van de zelfstandigenaftrek op basis van het Belastingplan 2020 en het Belastingplan 2021) wordt verlaagd van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027. De verhoging van de zelfstandigenaftrek voor starters, de zogenoemde startersaftrek, blijft overigens ongewijzigd (€ 2.123)
Afschaffen van de middelingsregeling per 1 januari 2023, maar nog wel met overgangsrecht voor jaren na 2022, mits ook 2022 in het middelingstijdvak wordt betrokken. Dit betekent dat middelen over een middelingstijdvak met alleen kalenderjaren vanaf 2023 niet meer mogelijk is. Het laatste tijdvak waarover nog kan worden gemiddeld omvat derhalve de kalenderjaren 2022, 2023 en 2024. Daarna is er voor belastingplichtigen geen mogelijkheid meer om een tegemoetkoming te krijgen voor progressienadelen als gevolg van de verschillende tarieven in box 1. Dit zal met name invloed hebben op belastingplichtigen die te maken hebben met veel (grote) inkomensschommelingen en belastingplichtigen die incidenteel een hoger inkomen genieten door bijvoorbeeld een nabetaling. Zij verliezen het voordeel dat de middelingsregeling momenteel biedt.
Het kabinet is van plan om de leegwaarderatio te blijven hanteren met geactualiseerde percentages, op basis van genoemd onderzoek van SEO. Daarnaast is het kabinet voornemens om deze percentages in de toekomst actueel te houden.
Per 1 januari 2023 de wettekst in lijn brengen met de huidige uitvoeringspraktijk. Dat wil zeggen dat voor de toepassing van de multiplier de culturele giften van fiscale partners worden samengevoegd en dit bedrag vervolgens wordt verhoogd met 25%, maar ten hoogste met € 1.250.
In lijn met het coalitieakkoord wordt de IACK vanaf 2025 afgeschaft, behalve voor ouders met (een of meer) kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren. De regering heeft – zoals hiervoor is aangestipt – ervoor gekozen de IACK niet in één keer geheel af te schaffen, maar de IACK gefaseerd over de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 af te schaffen door ouders van kinderen die zijn geboren vóór 1 januari 2025 nog wel in aanmerking te laten komen voor het recht op de IACK (overgangsrecht). Vanaf 1 januari 2037 hebben alle kinderen geboren vóór 1 januari 2025 de leeftijd van 12 jaar bereikt en bestaat daardoor voor geen enkele ouder nog recht op de IACK.
Met de voorgestelde maatregel wordt de afbouw niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, maar van het verzamelinkomen, dat bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
Reparatie van het overgangsrecht met terugwerkende kracht vanaf het moment dat de fiscale aftrek van scholingsuitgaven is afgeschaft, zijnde per 1 januari 2022. Door deze reparatie blijven alle relevante bepalingen die voorheen van toepassing waren op de aftrek van de hierboven omschreven (forfaitaire) aftrek van toepassing. Daarmee wordt de wettekst in lijn gebracht met het doel om bij de afschaffing het reeds bestaande overgangsrecht in zijn toenmalige vorm te continueren.
Oudedagsverplichting aanwenden ter verkrijging van een lijfrente
Voorheen konden dga’s een pensioenvoorziening opbouwen in hun eigen bv. Toen dit werd afgeschaft, kon een deel van het pensioen worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Voordat een ODV tot uitkering komt, kan de dga er een lijfrente van kopen. Omdat in de praktijk de wens bestond om een lijfrente aan te kopen nadat de ODV-uitkeringen zijn gestart (ook als al vijf jaar zijn verstreken na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt), zijn hiervoor goedkeuringen afgegeven. Deze goedkeuringen, inclusief de daarin gestelde voorwaarden, worden nu in de wet opgenomen.
Als dekking voor het rechtsherstel dat op grond van het arrest van 24 december 202142 over box 3 moet worden geboden, worden de lasten in box 2 van de inkomstenbelasting verhoogd. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in het box 2-tarief. In de huidige situatie is sprake van één vlaktarief dat geldt voor het gehele bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in box 2 van de inkomstenbelasting. Dit tarief bedraagt 26,9% in 2022. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in box 2 met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 (bedrag 2024) aan inkomsten per belastingplichtige en een tarief van 31% voor het meerdere.
De regeling vervalt per 1 januari 2023. Bij de invoering van de regeling is aangegeven dat overgangsrecht zou worden opgenomen voor bestaande gevallen in het geval dat de regeling zou worden afgeschaft. Aanmerkelijkbelanghouder(s) die in 2022 al gebruikma(a)k(t)en van de regeling, kunnen daarom op grond van het onderhavige wetsvoorstel de regeling blijven toepassen. De voorwaarden voor de tegemoetkoming zoals die op 31 december 2022 gelden, blijven in dat geval gelden voor de resterende duur waarin de aanmerkelijkbelanghouder nog gebruik kan maken van de tegemoetkoming. Concreet zijn dit de kalenderjaren 2023 en 2024, afhankelijk van in welk kalenderjaar de regeling voor het eerst door de belastingplichtige is toegepast.
In de Voorjaarsnota 2022 is aangekondigd dat de 30%-regeling voor ingekomen werknemers per 1 januari 2024 wordt beperkt tot de zogenoemde Balkenende-norm. In 2022 bedraagt deze WNT-norm € 216.000 op jaarbasis. Aftopping binnen de 30%-regeling komt dus aan de orde als de grondslag voor de 30%-regeling hoger is dan € 216.000. Beoogd is dat de aftoppingsmaatregel per 1 januari 2024 in werking treedt. Er wordt een overgangsregeling voorgesteld op basis waarvan voor ingekomen werknemers bij wie de 30%- regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt dat de aftopping van de 30%- regeling pas toepassing vindt vanaf 1 januari 2026. Voor deze groep ingekomen werknemers geldt dat bij aanvang van toepassing van de 30%-regeling nog niet definitief vaststond dat het binnen de regeling maximaal in aanmerking te nemen bedrag vanaf 1 januari 2024 zou worden afgetopt.
De schijfgrens in de vennootschapsbelasting (Vpb) wordt verlaagd van € 395.000 naar € 200.000 vanaf 1 januari 2023. Hierdoor betalen bedrijven met ingang van 1 januari 2023 het hoge Vpb-tarief van 25,8% vanaf een belastbaar bedrag van meer dan € 200.000. Daarnaast wordt voorgesteld het tarief voor een belastbaar bedrag tot en met € 200.000 te verhogen van 15% naar 19%.
De verhoogde vrijstelling eigen woning (EW) vervalt per 1 januari 2024. In samenhang met de verlaging per 1 januari 2023 en afschaffing per 1 januari 2024 wordt voorgesteld de huidige spreidingsmogelijkheid te laten vervallen voor schenkingen EW die voor het eerst in 2023 worden gedaan en de spreidingsmogelijkheid voor schenkingen EW die in 2022 zijn gedaan, te beperken tot twee jaar. Dit laatste betekent concreet dat een bij een schenking in 2022 onbenut gebleven deel van de maximumvrijstelling nog kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het wel mogelijk blijft de voor het eerst in 2022 ontvangen schenkingen EW uiterlijk 31 december 2024 te besteden.
In het coalitieakkoord is afgesproken om het algemene tarief voor de overdrachtsbelasting met ingang van 1 januari 2023 te verhogen van 8% naar 9%. Daarnaast wordt in het kader van de Voorjaars- en Augustusbesluitvorming voorgesteld om het algemene tarief verder te verhogen tot 10,4%.
Als gevolg van de voorgestelde maatregel geldt het algemene btw-tarief ongeacht de aanwending van het lachgas door de afnemer (behoudens de toepassing van een specifieke uitzondering voor de levering van lachgas dat kwalificeert als geneesmiddel).
De vermindering van administratieve en uitvoeringslasten voor zonnepaneelhouders en de Belastingdienst is de voornaamste doelstelling van de introductie van een btw-nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Daarnaast is te verwachten dat deze administratieve lastenverlichting stimulerend werkt op de aanschaf van zonnepanelen.
Beëindigen vrijstelling bpm bestelauto’s ondernemers, aanpassing grondslag bpm bestelauto’s en verhoging van het tarief in de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s ondernemers
Het kabinet wil de vrijstelling in de Wet BPM 1992 voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling) met ingang van 1 januari 2025 afschaffen. Verder wordt de grondslag voor bestelauto’s omgezet naar CO2-uitstoot. Voor de inschrijving van bestelauto’s is daarmee voortaan bpm verschuldigd afhankelijk van de CO2-uitstoot. Hiermee wordt de grondslag in de bpm voor bestelauto’s gelijkgetrokken met die voor personenauto’s. Daarnaast wordt het tarief van de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor bestelauto’s van ondernemers verhoogd. Een ondernemer betaalt voor een bestelauto een verlaagd tarief.
Ondernemers kunnen tot en met 31 december 2024 gebruikmaken van de vrijstelling voor een bestelauto en daar ook ongewijzigd gebruik van blijven maken als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen die aan de vrijstelling zijn verbonden. Als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor vrijstelling hoeft gedurende de nog niet verstreken duur van de vijfjaarsperiode het vrijgestelde bedrag aan bpm niet te worden (terug)betaald bij verkoop van de bestelauto aan een particulier. Voorts regelen de overgangsbepalingen dat een ondernemer die een gebruikte bestelauto importeert, afhankelijk van de datum eerste toelating, de ondernemersvrijstelling kan toepassen. Daarmee wordt voorkomen dat een geïmporteerde bestelauto zwaarder wordt belast, dan een vergelijkbare binnenlandse bestelauto.
De voorgestelde wetswijziging bestaat uit drie onderdelen.
Het kabinet neemt voor 2023 een aantal incidentele maatregelen vanwege de hoge energieprijzen. Daartoe stelt het kabinet wijzigingen voor in de energiebelasting. Het gaat om een incidentele verlaging van de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit en een tijdelijke hogere belastingvermindering in de energiebelasting. De stijging van de energierekening van huishoudens en het midden- en kleinbedrijf (mkb) wordt op deze manier gedempt. Vanwege de hoge energieprijzen temporiseert het kabinet maatregelen uit het coalitieakkoord die betrekking hebben op de energiebelasting. De verhoging van het tarief op aardgas en de verlaging van het tarief voor elektriciteit als klimaatprikkel in de energiebelasting worden doorgevoerd vanaf 2024 in plaats van 2023. In het coalitieakkoord is ook afgesproken dat een bijmengverplichting voor groen gas wordt geïntroduceerd. Hiervoor is een wetsvoorstel in voorbereiding. Omdat de kosten van de consumptie van aardgas zullen stijgen bij de introductie van de verplichting, verhoogt het kabinet de belastingvermindering per 1 januari 2023. Verder stelt de regering voor het energiebelastingstelsel te vereenvoudigen. De tarieven voor de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) worden opgenomen in de energiebelasting.
Voor huishoudens komt er een prijsplafond voor gas en elektriciteit. De korting die een gemiddeld huishouden hiermee krijgt, schat het kabinet “omgeven met onzekerheden” over een jaar op € 2280. Het plan gaat uit van een gemiddeld energiegebruik. Dat is 1200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit per jaar. Het kabinet denkt aan een plafond van zo’n 1,50 euro voor een kuub gas en van 70 cent voor een kWh elektra. Voor het verbruik boven de 1200 m3 en 2400 kWh betalen huishoudens wel gewoon het volle pond. Het kabinet werkt nog aan een pakket voor het midden- en kleinbedrijf.
Het kabinet wil de vliegbelasting verhogen met als doel om vanaf 2023 extra opbrengsten van € 400 miljoen te genereren. Gelijktijdig wordt het vliegen op korte afstanden ontmoedigd omdat de vliegbelasting relatief zwaarder drukt op tickets voor deze bestemmingen. Hiervoor wordt het tarief van de vliegbelasting met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met € 17,95. Omdat het huidige tarief van € 7,947 jaarlijks wordt geïndexeerd, komt het nieuwe tarief inclusief indexatie en verhoging uit op € 26,43 per vertrekkende passagier. De structuur van de vliegbelasting blijft ongewijzigd.
Een zodanige verhoging van de tabaksaccijns dat de gemiddelde verkoopprijs voor een pakje sigaretten van twintig stuks in 2024 op ongeveer € 10 uitkomt. Dit gebeurt in twee gelijke, opvolgende stappen. Het tarief van accijns op rooktabak (vooral shag) per kilogram wordt met ingang van dezelfde datum in absolute zin gelijk verhoogd als het tarief van de accijns van 1000 sigaretten. De accijns op sigaren wordt eveneens verhoogd.
Een verlenging van de verlaagde accijnstarieven zoals die van toepassing zijn sinds 1 april 2022 te tot en met 30 juni 2023. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 17,3 cent, diesel 11,1 cent en voor LPG 4,1 cent. Daartoe worden de wettelijke voorgeschreven jaarlijkse indexatie en de in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord opgenomen verhoging van het accijnstarief voor diesel uitgesteld tot 1 juli 2023.
De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken verhogen resulterend in een extra budgettaire opbrengst van € 300 miljoen. Hiervoor wordt in de Wet verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (Wvad) met ingang van 1 januari 2023 het tarief per hectoliter alcoholvrije drank verhoogd met € 11,37 naar € 20,20. Er geldt een uitzondering voor mineraalwater.
Het laagste tarief in de bieraccijns (voor de lichte bieren) komt overeen met het tarief van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Om ervoor te zorgen dat voor lichte bieren minimaal eenzelfde tarief blijft gelden als voor frisdrank, zal het laagste accijnstarief op bier met ingang van 2023 en 2024 met dezelfde bedragen worden verhoogd als het tarief op alcoholvrije dranken. Dit betreft een klein aandeel van de totale bierconsumptie.
Er wordt een wetsvoorstel voorbereid door de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) om ontheemde Oekraïners aanspraak te geven op kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt in dat wetsvoorstel de bepaling uit de Wet kinderopvang afgeschaft dat een ouder geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag als de toeslagpartner zich buiten de Europese Unie (EU), Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland bevindt (mits aan de overige geldende voorwaarden wordt voldaan). Ook wordt door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) een wetsvoorstel ingediend om ontheemde Oekraïners aanspraak te geven op huurtoeslag.
Het kabinet stelt voor dat een getrouwd persoon die in de opvang verblijft op verzoek niet meer als toeslagpartner wordt aangemerkt voor de duur van het verblijf aldaar. Om toepassing van deze uitzondering kan verzocht worden door degene die in de opvang verblijft, eventueel met behulp van de in de opvang aanwezig hulpverlening.
Wat betreft de koopkrachtmaatregelen voor 2023 wordt er voor Caribisch Nederland een tweetal fiscale maatregelen doorgevoerd. In de eerste plaats is dat het continueren van de per 1 april 2022 doorgevoerde accijnsverlaging op benzine. In de tweede plaats betreft dat het beleidsmatig verhogen van de belastingvrije som met 500 USD.
In een nota van wijziging zijn ook een aantal maatregelen opgenomen.
Belastingplan 2023
Bron: Taxence