Categorieën
news

Ondernemers krijgen per sms herinnering btw-aangifte

Ondernemers krijgen per sms herinnering
btw-aangifte

Ondernemers die over het tweede kwartaal van 2022 of juni 2022 nog geen btw-aangifte hebben gedaan, ontvangen van 2 tot en met 4 augustus een sms-bericht van de Belastingdienst. In het bericht staat dat zij uiterlijk 7 augustus 2022 btw-aangifte moeten doen over deze tijdvakken en ook moeten betalen.

De Belastingdienst hoopt op deze manier te voorkomen dat zij later een naheffingsaanslag moeten sturen. De tekst van het bericht (van afzender: 08000543) is als volgt: ‘Doe uiterlijk 7 augustus btw-aangifte bij de Belastingdienst, ook als u in deze periode geen omzet had. Indien noodzakelijk, doe dan ook gelijk uw betaling.’

In de volgende gevallen wordt een sms verstuurd:

  • Men is een in Nederland gevestigde kleine of middelgrote ondernemer.
  • De Belastingdienst heeft nog geen btw-aangifte over het tweede kwartaal van 2022 of juni 2022 ontvangen, terwijl die wel wordt verwacht.
  • De Belastingdienst heeft een mobiel telefoonnummer van de ondernemer.

Mogelijk hebben de aangifte en/of de betaling en het sms-bericht elkaar gekruist. In dat geval adviseert de Belastingdienst om te controleren of alles goed is gegaan met de aangifte en betaling. Als dat zo is, is verder actie ondernemen niet nodig.

Via Mijn Belastingdienst Zakelijk kan men checken of de aangifte bij de Belastingdienst binnen is. Ook als de aangifte door een fiscaal dienstverlener is ingediend. Log in op Mijn Belastingdienst Zakelijk en kijk onder het kopje ‘Ingestuurde btw-aangiften’ of de aangifte is ontvangen. Ziet men daar de aangifte niet staan, doe dan (opnieuw) aangifte.

Ga in de financiële administratie na wannéér de betaling is overgemaakt. Ga ook na of het juiste betalingskenmerk is gebruikt. Is dit niet goed gegaan? Doe dat dan alsnog.

Bron: Belastingdienst 1 augustus 2022

Bron: Taxence

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Tijdelijke UBO-regeling verlengd tot 1 januari 2023

Tijdelijke UBO-regeling verlengd
tot 1 januari 2023

Ondernemingen die nog wachten op hun definitieve inschrijving in het zogeheten UBO-register, kunnen voorlopig toch gewoon nieuwe zakelijke relaties aangaan met financiële instellingen. Tot 1 januari 2023 is de bevestigingsmail van de Kamer van Koophandel dat de UBO-opgave is ontvangen voldoende.

Ondernemingen zijn verplicht om hun ‘ultimate beneficial owners’ (UBO’s) in te schrijven in het UBO-register (infographic). Voor een bv geldt bijvoorbeeld dat iemand die meer dan 25% van de aandelen houdt de UBO is (zie ook het bericht ‘Wanneer is iemand een UBO?’) Het register komt voort uit een Europese richtlijn die witwassen tegen moet gaan. Dankzij het register zou sneller duidelijk moeten zijn wie er uiteindelijk aan de touwtjes trekt.

Achterstand bij verwerking UBO-registraties

Ondernemingen moeten de inschrijving in het UBO-register (artikel) zelf regelen hij de Kamer van Koophandel (KvK). De deadline voor inschrijvingen was 27 maart 2022. Maar een groot deel van de ondernemingen heeft lang gewacht met de UBO-opgave. Bijvoorbeeld familiebedrijven wilden eigenlijk liever wachten op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie over de geldigheid van het UBO-register. Dit arrest is er overigens nog niet. Mede doordat er rond de deadline nog een hele zwik inschrijvingen binnenkwam, is er bij de KvK een achterstand ontstaan met het verwerken van de registraties.
Dat leidde weer tot zorgen bij financiële instellingen, zoals banken en betaaldienstverleners. Zij moeten bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie namelijk verplicht controleren of de onderneming de UBO’s heeft ingeschreven in het register. Zo niet, dan mogen zij de klant in feite niet aannemen. De achterstand bij de definitieve registraties zou dan dus het aangaan van nieuwe financiële relaties bemoeilijken.

Bevestigingsmail KvK is voldoende

Om dat op te lossen heeft het ministerie van Financiën eerder al een tijdelijke regeling afgekondigd (pdf). Een onderneming die de inschrijving aanlevert bij de KvK, krijgt daarvan een bevestigingsmail. Financiële instellingen kunnen voorlopig volstaan met deze bevestigingsmail om vast te stellen dat de UBO-opgave is gedaan, met daarbij de uitleg van de klant over welke UBO-gegevens zijn opgegeven en de bijbehorende onderliggende documentatie. De onderneming moet het melden als de registratie is verwerkt door de KvK.
Aanvankelijk zou deze tijdelijke regeling per 1 september 2022 eindigen. Maar het ministerie van Financiën bevestigt desgevraagd dat de regeling nu is verlengd tot 1 januari 2023. De inschatting is dat de UBO-opgaves die vóór 27 maart 2022 zijn gedaan in september grotendeels verwerkt zullen zijn. Maar het kan langer duren voordat de hele werkvoorraad is weggewerkt, aldus het ministerie. In de weken na de deadline zijn namelijk ook nog veel inschrijvingen binnengekomen, en die komen pas aan bod nadat de opgaven van vóór 27 maart zijn verwerkt. Bij de verlenging is wel gekozen voor een ‘ruimere termijn’ dan waarschijnlijk nodig zal zijn om de achterstand in te lopen.

Bron: BV Rendement

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Tarieven voor zzp’ers en gedetacheerden stijgen harder van verwacht

Tarieven voor zzp’ers en gedetacheerden stijgen harder dan verwacht

Tarieven stijgen in 2022 naar verwachting met 10,3 procent

Flexibel werkenden, meer specifiek zzp’ers en professionals in dienst van detacheerders, zijn in het eerste half jaar van 2022 gemiddeld 4,7 procent duurder geworden. Over heel dit jaar wordt 10,3 procent tariefstijging verwacht, waarbij inflatie en schaarste de stuwende krachten zijn. Dit blijkt uit data en het tariefvoorspellingsmodel van arbeidsmarktdata specialist Intelligence Group en HR-Tech dienstverlener HeadFirst Group. Hiermee overstijgt het de gemiddelde afgesproken loonsverhoging voor vast personeel, die voor de eerste helft van 2022 bleef steken op 3,1 procent.

Inflatie en schaarste drijven uurtarief verder op

De verwachting is dat het uurtarief aan het eind van het jaar gemiddeld met 10,3 procent is toegenomen. Ruim 3 procentpunt meer dan HeadFirst Group en Intelligence Group in december 2021 voorspelden. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter van Intelligence Group: “Deze versnelling is enerzijds het gevolg van de sneller oplopende inflatie en aanblijvende schaarste op de arbeidsmarkt. Anderzijds is de onzekerheid rondom corona afgenomen, die er eind 2021 wel was en toen voor een kleine druk op de tarifering zorgde.”

Stijging salarissen blijft achter

Salarissen kennen ook een recordstijging, blijkt uit recente cijfers van de arbeidsvoorwaardenadviseur van Nederlandse werkgevers AWVN. Door een record-maandgemiddelde van 3,8 procent in juni komt de gemiddelde afgesproken loonsverhoging voor de eerste helft van 2022 uit op 3,1 procent. Daarmee blijven de salarissen wel achter op de inflatieverwachting van het Centraal Planbureau van gemiddeld 5,2 procent en de gemiddelde tariefstijging van professionals.

Marion van Happen, CEO bij HeadFirst Group: “Flexibel werkenden hebben sneller profijt van tariefontwikkelingen door de opeenvolging van verschillende opdrachten. Vanzelfsprekend betekent het ook dat tarieven eerder dalen bij een minder schaarse arbeidsmarkt en een lagere inflatie, wat zelden tot nooit voorkomt bij CAO’s. Zo dragen ondernemers – wat zzp’ers en detacheringsbureaus zijn – zowel de lusten als de lasten van de belangrijke, flexibele rol die zij innemen om onze arbeidsmarkt en daarmee onze economie draaiende te houden.”

Bron:  Zipconomy

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Documenten over risicoselectie omzetbelasting mkb deels openbaar

Documenten over risico omzetbelasting mkb deels openbaar

Er zijn twee documenten deels openbaar gemaakt naar aanleiding van een verzoek om informatie over het beleid bij risicoselectie voor de omzetbelasting bij het mkb.

‘Waarom wordt bij een bepaald persoon de aangifte gecontroleerd of een controle gestart en bij een andere persoon niet?’ De indiener van het verzoek heeft daarbij aangegeven zich zorgen te maken over etnisch profileren door algoritmes.

Er zijn twee documenten deels openbaar gemaakt

  • Verantwoordingsdocument OB negatief
  • Het toezichtproces met de signaalmodule

De staatssecretaris van Financiën maakt de volgende kanttekeningen

Op pagina 2 van het Verantwoordingsdocument is de volgende tekst opgenomen: ‘In de praktijk betekent dit dat de beschikbare documentatie onvoldoende inzicht geeft in waarom de aangifte van ondernemer A wel wordt uitgeworpen en de aangifte van ondernemer B niet.’ Ten tijde van het opstellen van dit document gaf de beschikbare documentatie onvoldoende inzicht hierin. Dit is echter aangepast, waardoor het nu wel mogelijk is om aan te geven waarom de aangifte van ondernemer A wordt uitgeworpen en de aangifte van ondernemer B niet.

Op pagina 8 van het document is een verwijzing opgenomen naar het functioneel ontwerp document. De volgende tekst staat in het document: ‘In het functioneel ontwerp document van OB negatief geeft een uitgebreid overzicht van de persoonsgegevens die worden opgenomen in het model en de uitlevering van de signalen.’ Het overzicht van die persoonsgegevens was voorheen opgenomen in het functioneel ontwerp, maar nu zit dit in de ‘data dictionary’. Het functioneel ontwerp document valt buiten de scope van dit verzoek. De Data Dictionary valt wel binnen de scope van dit Woo verzoek.

Bron: Besluit Wob-verzoek risicoselectie omzetbelasting, Ministerie van Financiën , 26 juli 2022

Bron: Taxence

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Kabinet wil kosten rechtsgang voor mkb verlagen

Kabinet wil kosten rechtsgang voor mkb verlagen

Het kabinet wil op termijn het mes zetten in de zogeheten griffierechten. Dit is een bedrag dat betaald moet worden om een procedure bij de rechter te kunnen voeren. Het voorstel is om de griffierechten met ingang van 2024 met 25% te verlagen.

Om een zaak in behandeling te laten nemen door de rechter (infographic) moet een burger of ondernemer eerst griffierechten betalen. Dit is in feite een bijdrage in de kosten voor de procedure. Het griffierecht bestaat alleen voor zaken bij de civiele rechter (zaken tussen organisaties, ondernemingen en/of burgers) en de bestuursrechter (zaken waarin een overheidsinstantie partij is). Het strafrecht kent geen griffierecht.

Griffierecht kan drempel zijn voor rechtszaak

Hoe hoog het griffierecht voor een procedure is, varieert (zie de tabel onderaan dit bericht). Het hangt onder meer af van de soort procedure, het financiële belang van de zaak en of het gaat om een natuurlijk persoon (burgers maar ook bijvoorbeeld ondernemers met een eenmanszaak) of om een rechtspersoon, zoals een bv.
De griffierechten zorgen er aan de ene kant voor dat partijen eerst goed afwegen of zij wel echt naar de rechter willen stappen. Maar de verplichte betaling kan ook een drempel opwerpen om een zaak te starten. Zo betaalt een bv voor het starten van een belastingzaak €365 griffierecht. De rechter kan oordelen dat de tegenpartij dit bedrag uiteindelijk moet vergoeden, maar dat is niet zeker. Bij relatief kleine vorderingen loont dat dus niet echt.

Verlaging griffierechten, ook voor WHOA

Het kabinet stelt daarom voor om met ingang van 2024 de bedragen voor de meeste griffierechten met 25% te verlagen. Bij civiele zaken geldt de verlaging niet voor vorderingen van meer dan €100.000. De verlaging is namelijk bedoeld om de toegang tot de rechter te verbeteren, en bij vorderingen van die omvang speelt het griffierecht maar een kleine rol, aldus het kabinet. In het bestuursrecht geldt de verlaging wel voor alle zaken, dus ook voor belastingzaken (toolbox).
Verder zit er een fikse verlaging in het vat voor het griffierecht in zaken die samenhangen met de WHOA (Wet homologatie onderhands akkoord). Dankzij de WHOA (artikel) kan een onderneming in zwaar weer makkelijker een akkoord sluiten met schuldeisers. Vervolgens moet de rechter dit akkoord bekrachtigen (‘homologeren’). Het standaard griffierecht voor een verzoek tot homologatie voor rechtspersonen bedraagt momenteel €5,737 en dit kan oplopen tot €8.519 bij omvangrijke vorderingen. Het kabinet wil dit bedrag verlagen naar €676 (bedrag 2022). Dit zou de drempel voor mkb’ers flink moeten verlagen. Over het Wetsvoorstel verlaging griffiekosten is inmiddels een internetconsultatie gestart, die nog loopt tot en met 15 september 2022.

Tarieven griffierechten 2022

Het volledige overzicht van griffierechten vindt u op de website van De Rechtspraak, maar in de tabel hieronder staan de tarieven voor belastingzaken. Ter verduidelijking: ‘beroep’ bij de rechtbank wil zeggen dat u de zaak aan de rechter voorlegt nadat een overheidsorgaan – in dit geval de Belastingdienst – uw bezwaar heeft afgewezen. Als u vervolgens niet tevreden bent met de uitkomst, kunt u nog in beroep bij het gerechtshof. Een voorlopige voorziening is een verzoek om een voorlopige beslissing van de rechter in spoedeisende zaken. 

 

Griffierechten 2022 in belastingzaken

 

Rechtbank

Gerechtshof

Beroep of verzoek om voorlopige voorziening door natuurlijke personen

€ 50

€ 136

Beroep of verzoek om voorlopige voorziening door natuurlijke personen in specifieke belastingzaken (o.a. dividendbelasting, BTW, BPM)

€ 184

€ 274

Beroep of verzoek om voorlopige voorziening door rechtspersonen

€ 365

€ 548

NB: Onder natuurlijke personen vallen naast burgers ook ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB-ondernemers) die geen rechtspersoonlijkheid hebben, zoals zzp’ers met een eenmanszaak. IB-ondernemers met een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, hebben wél rechtspersoonlijkheid en vallen dus in de onderste regel van de tabel.

Bron: BV Rendement

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Zakelijk ruilen: zakendoen zonder portemonnee

Zakelijk ruilen: zakendoen zonder portemonnee

Als je omzet daalt heb je minder geld beschikbaar voor je bedrijf. Een dalende omzet kan allerlei oorzaken hebben. Bijvoorbeeld inflatie, gebrek aan personeel of minder business door de coronacrisis. Je kunt geld lenen en hiermee goederen en diensten betalen. Of je bedenkt een creatievere oplossing. Zoals zakelijk ruilen, waardoor je geen geld uitgeeft. Welke afspraken je hierbij maakt en hoe het werkt met belasting lees je in dit artikel.

Zakelijk ruilen kan voor jou een interessante optie zijn. Leg dan wel de afspraken vast in een contract, zorg dat beide partijen een goed gevoel hebben over de waarde van de ruil en zorg dat je de factuur met btw goed regelt. Je houdt cash in je bedrijf, gaat nieuwe samenwerkingen aan en kunt verder met ondernemen.

Wat houdt ruilen in?

Zakelijk ruilen betekent het leveren van producten of diensten met gesloten beurs. Dus zonder dat jij of je ruilpartner geld betaalt. De waarde van de diensten of producten bepaal je in onderling overleg en is gelijk aan elkaar.

Voorbeelden van ruilhandel

Als je door de coronacrisis minder geld beschikbaar hebt, biedt zakelijk ruilen kansen. Wat kun je allemaal zakelijk ruilen? Hier een aantal voorbeelden:

  • Een influencer laat producten zien via YouTube, Instagram of een ander social media kanaal en ontvangt in ruil daarvoor producten.
  • Een hotel betaalt de voedsel- of drankleveranciers in hotelovernachtingen of vergaderarrangementen.
  • Een tekstschrijver maakt een tekst voor een websitebouwer en de websitebouwer maakt een website voor de tekstschrijver.
  • Een stukadoor doet een klus voor een garagebedrijf en het garagebedrijf verzorgt het onderhoud van zijn bestelbus.
  • Een blogger mag van een wellness-arrangement of driegangendiner gebruikmaken en beschrijft in ruil daarvoor zijn ervaring op zijn blog.
  • Een sportwinkel levert via sponsoring kleding aan de plaatselijke voetbalclub. In ruil daarvoor zet de club de naam van het bedrijf op de kleding en zorgen voor een reclamebord langs het veld.

Voordelen

Bij zakelijk ruilen is er geen financiële transactie, omdat je geen geld overmaakt. Je houdt geld op je bankrekening zodat je geld bespaart. Daarmee kun je in je bedrijf investeren of kosten betalen. Ook groeit je netwerk als je ruilhandel toepast. Je gaat samenwerkingen aan met bekende en nieuwe partners.

Nadelen

Ruilhandel kost geen geld, maar je ontvangt ook geen geld voor je diensten of goederen. Daarnaast moet je de waarde en kwaliteit van de tegenprestatie van tevoren inschatten. Bij iemand die je nog niet goed kent, kan dat lastig zijn. Bij ondernemers met wie je al samenwerkt, weet je wat je kunt verwachten. En je moet rekening houden met de administratieve verplichtingen bij zakelijk ruilen, zoals een contract, een factuur en het verwerken in je administratie.

Zakelijk ruilen in stappen

Ga je ruilen? Dan moet je de volgende stappen doorlopen: waarde bepalen, afspraken vastleggen, (internationale) btw bepalen en een factuur sturen. Dan accepteert de Belastingdienst dat je de waarde van de facturen tegen elkaar wegstreept.

Waarde bepalen

Bij een zakelijke ruil moet je samen de economische waarde van de ruil in euro’s bepalen. De economische waarde is het bedrag waarbij zowel de koper als de verkoper een goed gevoel heeft. Als basis voor de waarde van de goederen of diensten geldt de verkoopprijs. De waarde van de producten of diensten die je ruilt, moet aan elkaar gelijk zijn. Zie het als een normale zakelijke transactie, dus stuur een offerte en algemene voorwaarden.

Afspraken vastleggen

Leg de afspraken vast in een contract, of in ieder geval per e-mail. Hiermee voorkom je problemen. Deze gegevens leg je vast:

  • De bedrijfsgegevens van beide partijen, datum en handtekening.
  • Een beschrijving van de te ruilen goederen of diensten.
  • De waarde van de goederen of diensten. Basis voor de overeengekomen ruilwaarde is de verkoopprijs.
  • De periode waarin de goederen of diensten worden geleverd.
  • De afspraak om de geleverde goederen of diensten op tijd te factureren door beide partijen.

Btw of omzetbelasting

Bij zakelijk ruilen gaat er geen geld heen en weer. Er wordt wel btw in rekening gebracht. Deze btw neem je mee in je btw-aangifte. De btw bereken je over de waarde van het ontvangen product of de ontvangen dienst. De waarde is gelijk aan de waarde van het product of de dienst die jij aanbiedt bij de ruil. Je berekent de btw als volgt:

  • Bepaal de waarde van het geruilde product of de dienst.
  • Bepaal welk tarief hiervoor geldt: 0%, 9%, 21% of een vrijstelling.
  • Reken het btw-bedrag uit.

Btw bij internationaal zakendoen

Als je samenwerkt met bedrijven in het buitenland, heb je te maken met internationale btw-regels.

  • Bij levering van goederen aan een ondernemer in een ander land binnen de Europese Unie geldt het btw-tarief van 0%. Je ruilpartner berekent de btw volgens het tarief dat in zijn land geldt en betaalt daar ook de btw.
  • Bij levering van de meeste diensten aan ondernemers binnen de EU, geldt dat je een factuur zonder btw stuurt waarop je noteert: ‘btw verlegd’. De ondernemer aan wie je levert, betaalt btw in zijn land.
  • Bij levering van producten buiten de EU is de basisregel dat je 0% btw in rekening brengt.
  • Bij levering van diensten aan afnemers buiten de EU bepaal je met een hulpmiddel van de Belastingdienst of de dienst in Nederland of in het andere land belast is.

Factuur sturen

Je stuurt elkaar een factuur voor de geleverde goederen of diensten met het normale btw-tarief. De verzonden factuur verwerk je in je administratie bij inkomsten en de factuur die je van je ruilpartner ontvangt bij uitgaven. Omdat je de factuur die je voor de ruil ontvangt mag wegstrepen tegen de kosten, is het resultaat neutraal.

Zakenpartners vinden

Zakenpartners met wie je al jaren goed samenwerkt zijn potentiële ruilpartners. Je weet wat je aan elkaar hebt en welke kwaliteit je kunt verwachten. Je kunt ook nieuwe contacten zoeken en daarmee je zakelijke netwerk uitbreiden.

Sinds 2002 brengt Tradexchange ondernemers met elkaar in contact voor ruilhandel. Enkele andere voorbeelden van ruilplatforms zijn Croqqer: een buur-tot-buur klusplatform met de keuze uit ruilen, betalen of als vrijwilliger klussen doen. Hulc: een marktplaats voor bloggers. Sitedeals: een platform voor webprofessionals en Linkpizza: verbinder van adverteerders met influencers.

Deeleconomie versus zakelijke ruilhandel

Zakelijk ruilen werkt net even anders dan deeleconomieplatforms. Bij zakelijk ruilen betaal je geen geld voor producten of diensten, maar je krijgt wel een product of dienst geleverd. In de deeleconomie gaat het om gebruik in plaats van bezit. Je kunt soms ‘betalen’ met een tegenprestatie. Maar het is gebruikelijker dat je betaalt met geld als je een platform gebruikt. Als je bijvoorbeeld een elektrische scooter, een auto of een camper via een deelplatform regelt, betaal je daar een bedrag voor. Op deeleconomie in Nederland vind je meer dan 150 ruil- en deelplatforms.

Bron: Kamer van Koophandel (KvK)

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Vragen over: optimalisering van geldstromen

Vragen over: optimalisering van geldstromen

Cashmanagement omvat alles wat bijdraagt aan de optimalisatie van geldstromen. Cashmanagement bestaat uit drie hoofdtaken: liquiditeitenbeheer, geldstromenbeheer en saldobeheer. Hoe zijn hiermee geldstromen te optimaliseren?

Het liquiditeitenbeheer en het maken van een liquiditeitsprognose (tool) is een belangrijk onderdeel van het cashmanagement. Onder liquide middelen vallen de kasmiddelen, de banktegoeden, de tegoeden op girorekeningen, wissels (betalingsopdrachten) en cheques. Het geldstromenbeheer omvat alle activiteiten die nodig zijn om grip te houden op inkomende en uitgaande liquiditeiten. De doelstelling van geldstromenbeheer is het rendement op geldstromen te optimaliseren en is belangrijk om goed te kunnen begroten. Organisaties kunnen optimalisatie bereiken door:

  • het minimaliseren van de kosten van liquiditeitsverplaatsingen;
  • het afwikkelen van resterende geringe geldstromen;
  • het tijdsbeslag van de transacties te verminderen.

De kosten van liquiditeitsverplaatsingen kunnen omlaag door samen te werken met de afdelingen inkoop, verkoop, voorraadbeheer en de crediteuren- en debiteurenadministratie.  

Valutaire nulpositie meest optimaal

Met goed saldobeheer bereikt een organisatie een optimaal saldo van de liquide middelen met als meest perfecte uitkomst de valutaire nulpositie. Bij een valutaire nulpositie, die een organisatie waarschijnlijk nooit helemaal bereikt omdat geld nu eenmaal altijd stroomt, is er geen debetsaldo en geen creditsaldo. Deze positie is vanuit een aantal oogpunten de beste. Staat er een creditsaldo op de rekening-courant, dan kunt u dat overschot beter verplaatsen vanwege lage renteopbrengsten.  De middelen kunnen beter op een  depositorekening worden uitgezet waar rente wordt uitgekeerd. Staat er een debetsaldo op, dan is verplaatsen ook beter omdat de debetrente bij rekening-courant in het algemeen hoger ligt bij andere financieringsvormen.

Bron: BV Rendement

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Werkvereniging begint rechtszaak tegen de Nederlandse staat: ‘Coronasteun oneerlijk verdeeld’

Werkvereniging begint rechtszaak tegen
de Nederlandse staat: ‘Coronasteun oneerlijk verdeeld’

Belangenbehartiger de Werkvereniging vindt dat zelfstandig ondernemers flink benadeeld zijn in coronatijd ten opzichte van werkenden in loondienst.

De Werkvereniging begint een rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden, omdat de belangenbehartiger vindt dat zelfstandigen ‘oneigenlijk en onevenredig zwaarder’ getroffen zijn door de coronamaatregelen. Werkenden in loondienst kregen onterecht meer financiële compensatie dan zelfstandigen, bepleit de vereniging.

De vereniging verstuurt de dagvaarding vrijdag mede namens vier zzp’ers. Om de rechtszaak te bekostigen, heeft de Werkverenging bijna 30.000 euro opgehaald via crowdfunding.

Coronasteun in strijd met gelijkheidsbeginsel

“Terwijl werkenden in loondienst een financiële compensatie kregen op basis van draagkracht, kregen zelfstandig werkenden maximaal bijstandsniveau”, vertelt Roos Wouters van de Werkvereniging. “De Staat erkent dat de gevolgen van de pandemie niet vallen onder normaal ondernemersrisico. Waar de gevolgen voor werkenden in loondienst en zelfstandig werkenden zich in gelijke mate voelen, had de Staat in gelijke mate compensatie moeten verlenen.”

Dat gebeurde niet en dat is volgens de Werkvereniging in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Wouters citeert het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). “De Staat heeft inbreuk gemaakt op respectievelijke vrijheden en rechten op eigendom, professionele status, arbeid en ondernemerschap.”

Mogelijke gevolgen

Als de rechtbank de eisers gelijk geeft, heeft dat in de eerste plaats gevolgen voor toekomstig overheidsbeleid bij pandemieën. Zelfstandigen en werknemers moeten dan volgens dezelfde uitgangspunten compensatie van inkomen uit arbeid moeten krijgen. Verder zouden zelfstandigen die onevenredig financieel benadeeld zijn alsnog aanvullende compensatie kunnen eisen.

Al tijdens de crisis maakte de Werkvereniging zich zorgen over de beperkte steun voor zzp’ers. Ook vele andere zzp-organisaties vroegen het kabinet om ruimhartiger compensatie. Die kwam er niet. Daarom bereidde de Werkvereniging sinds januari een rechtsgang voor. Lees hier meer over de achtergrond van de zaak.

Ook de Kunstenbond eist compensatie

Eerder deze week stelde de vakbond voor kunstenaars de Staat aansprakelijk voor 1,6 miljard euro schade als gevolg van het coronabeleid. De Kunstenbond vindt namelijk dat de Staat verschillende groepen zzp’er in de culturele en creatieve sector onvoldoende heeft gecompenseerd.

Als het Rijk niet met een voorstel komt voor compensatie, stapt ook de Kunstenbond naar de rechter.

Bron: Zipconomy

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Pas niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek bij beschikking

Pas niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek bij beschikking

Verrekening van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek is alleen mogelijk als de inspecteur deze niet-gerealiseerde aftrek eerst bij beschikking heeft vastgesteld.

Onderdelen ondernemersaftrek

Ondernemers voor de inkomstenbelasting hebben onder voorwaarden recht op toepassing van de ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek bestaat uit de volgende vijf onderdelen:

  • de zelfstandigenaftrek;
  • de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O);
  • de meewerkaftrek;
  • de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid; en
  • de stakingsaftrek.

Urencriterium

Een ondernemer moet in beginsel voldoen aan het zogeheten urencriterium om de ondernemersaftrek te mogen toepassen. Deze voorwaarde geldt alleen niet voor de stakingsaftrek. Het urencriterium houdt in principe in dat de ondernemer minstens 1.225 uren per jaar besteedt aan zijn onderneming. Bovendien moet hij meer dan de helft van zijn totale arbeidstijd besteden aan zijn onderneming, tenzij hij een starter is. Een ondernemer kwalificeert als een starter als hij in één of meer van de voorafgaande vijf kalenderjaren geen ondernemer was. Met betrekking tot de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt een verlicht urencriterium. De ondernemer voldoet aan dit criterium als hij in het jaar minimaal 800 uren besteedt aan zijn onderneming.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek bedraagt normaal gesproken €6.310 (bedrag 2022). Voor starters geldt een verhoging van de zelfstandigenaftrek, de zogeheten startersaftrek. Een aanvullende voorwaarde van de startersaftrek is dat de starter in de voorafgaande vijf jaar hooguit twee keer de zelfstandigenaftrek heeft toegepast. Als de ondernemer aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, vindt een halvering plaats van de zelfstandigenaftrek. Deze halvering treft ook een eventuele startersaftrek. Verder is van belang dat de zelfstandigenaftrek hoogstens gelijk is aan het bedrag van de winst, tenzij de ondernemer een starter is.

Niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek

Voor zover de ondernemer zijn zelfstandigenaftrek niet volledig kan benutten, is sprake van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek. De niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek is in de volgende negen kalenderjaren te verrekenen door de zelfstandigenaftrek te verhogen. Deze verhoging is maximaal het bedrag waarmee de winst in dat jaar de zelfstandigenaftrek overtreft. De verrekening van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek vindt plaats in de volgorde waarin deze niet-gerealiseerde aftrek is ontstaan. Zowel het ontstaan als de verrekening van een niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek moet zijn vastgesteld in een beschikking van de inspecteur. Rechtbank Zeeland-West-Brabant hecht daar veel waarde aan. Zij weigert de verrekening van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek die niet in een beschikking van de inspecteur is vastgesteld.

Aftrek voor S&O

Ondernemers die in een kalenderjaar 500 of meer uren besteden aan werk dat per S&O-verklaring is aangewezen als S&O, hebben recht op de aftrek voor S&O. Dit onderdeel van de ondernemersaftrek bedraagt €13.360 (bedrag 2022). Is de ondernemer een starter en heeft hij in de voorafgaande periode van vijf jaren hoogstens in twee jaren een S&O-verklaring ontvangen? Dan mag hij de aftrek voor S&O verhogen met €6.684 (bedrag 2022).

Meewerkaftrek

Een ondernemer met een partner die in het desbetreffende jaar zonder enige vergoeding minstens 525 uren arbeid verricht in zijn onderneming, mag de meewerkaftrek toepassen. De meewerkaftrek bedraagt:

  • 1,25% van de winst als de partner minstens 525 maar nog geen 875 uren in de onderneming heeft gewerkt;
  • 2% van de winst als de partner minstens 875 maar nog geen 1225 uren in de onderneming heeft gewerkt;
  • 3% van de winst als de partner minstens 1225 maar nog geen 1750 uren in de onderneming heeft gewerkt; en
  • 4% van de winst als de partner 1750 of meer uren in de onderneming heeft gewerkt.

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Startende ondernemers die recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, niet voldoen aan het normale urencriterium maar wel aan het verlichte urencriterium, hebben recht op de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. Van een arbeidsongeschiktheidsuitkering is sprake als de ondernemer een uitkering ontvangt op grond van de Wet WIA, WAO, Waz, of Wajong. De uitkering mag ook zijn gebaseerd op een buitenlandse regeling die met de eerder genoemde regelingen is te vergelijken. Als de ondernemer de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in geen van de vijf voorgaande jaren heeft toegepast, bedraagt deze aftrek €12.000. Heeft de ondernemer in de voorafgaande vijf jaar de aftrek in één respectievelijk twee jaren toegepast? Dan bedraagt de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid €8.000 respectievelijk €4.000. De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid is hooguit gelijk aan het bedrag dat de ondernemer aan winst heeft genoten.

Stakingsaftrek

Als een ondernemer een of meer ondernemingen volledig staakt, heeft hij recht op een aftrek ter grootte van de stakingswinst, maar maximaal €3.630. Dit bedrag geldt per leven. Heeft de ondernemer bijvoorbeeld eerder een stakingsaftrek van €1.000 genoten? Dan is bij een volgende staking zijn stakingsaftrek maximaal €2.630. Als een volledige staking achterwege blijft als gevolg van een doorschuiving, waarbij wel de oudedagsreserve vrijvalt, kan de stakingsaftrek ook gelden. Maar in de volgende gevallen geldt als aanvullende voorwaarde dat de ondernemer de desbetreffende onderneming minstens drie jaar voor zijn rekening heeft gedreven:

  • De doorschuiving vindt plaats bij een ontbinding van de huwelijksgemeenschap.
  • Er is sprake van een doorschuiving van de onderneming bij overlijden van de ondernemer.
  • De doorschuiving vindt plaats aan een ondernemer die die onderneming voortzet.

Wet: art. 3.63.743.763.773.783.78a en 3.79 Wet IB 2001

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 juni 2022 (gepubliceerd 5 juli 2022), ECLI:NL:RBZWB:2022:3599, 21/631 en 21/632

Bron: Taxence

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.
Categorieën
news

Fiscale opties om vermogensongelijkheid te verkleinen

Fiscale opties om vermogensongelijkheid te verkleinen

De verdeling van vermogen in Nederland is schever dan gedacht, en het fiscale beleid vergroot de ongelijkheid. Dat blijkt uit een nieuw onderzoek, dat de politiek ook wat beleidsopties aan de hand doet om de verschillen te verkleinen. Het zal niet verbazen dat vermogen daarbij zwaarder belast wordt.

Om in kaart te brengen hoe het gesteld is met de verdeling van vermogen in Nederland heeft het kabinet eerder opdracht gegeven voor een onderzoek. Dit rapport is nu klaar. Eén van de conclusies is dat de vermogensverdeling schever is dan eerder gedacht, omdat er nieuwe gegevens zijn over aandelenbelangen. Het onderzoeksteam becijfert nu dat 26% van het totale vermogen in Nederland in handen is van 1% van de huishoudens.

Fiscaal beleid vergroot vermogensverschillen

Het inkomen van deze groep van 1% is ook duidelijk anders dan de rest van de Nederlandse huishoudens. Waar bij de meeste Nederlanders het inkomen vooral bestaat uit loon, is dit voor de top 1% vooral inkomen uit aanmerkelijk belang. Uit aandelen in een onderneming dus. De belastingdruk voor de 1% huishoudens met het meeste vermogen is ook lager. Dat komt doordat vermogen minder zwaar belast wordt dan arbeid.
Verder noemen de onderzoekers drie redenen waarom het fiscale beleid de verschillen in vermogen tussen huishoudens vergroot:

  • Het inkomen van verschillende typen ‘werkenden’ – werknemers, zelfstandig ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) – wordt verschillend belast. Het idee van de stelselwijziging in 2001 was juist om dit gelijk te trekken, maar deze doelstelling is uit zicht geraakt.
  • De bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF), die opvolgers een flinke vrijstelling in de erf- en schenkbelasting geeft. Hierdoor blijft logischerwijs meer vermogen behouden.
  • De ‘fiscale subsidiëring’ van de eigen woning en van pensioenopbouw. Ter illustratie: woningbezitters hebben gemiddeld 14 keer meer vermogen dan huurders.

In het algemeen is het verder zo dat de complexiteit van het belastingstelsel het aanlokkelijk maakt om – legale – belastingconstructies op te zetten. Daarbij geldt dat meer vermogende huishoudens ook meer middelen hebben om gebruik te maken van deze mogelijkheden.

Voorstellen voor belastingmaatregelen

De onderzoekers dragen in het rapport ook een aantal beleidsrichtingen aan om de vermogensongelijkheid terug te dringen. Zo hebben zij drie pakketten aan belastingmaatregelen samengesteld die de drie hierboven genoemde verschilvergroters aanpakken. Een voor de hand liggende maatregel is het afschaffen van de vrijstelling in de BOF. Voor het meer gelijktrekken van de heffing bij verschillende typen werkenden stellen de onderzoekers maatregelen voor die grote impact hebben op met name dga’s. Zo is één van de maatregelen om de fiscale voordelen voor lenen bij de eigen bv af te schaffen. Schulden van dga’s bij de eigen bv, inclusief leningen voor een eigen woning, zouden dan volledig belast zijn in box 2 van de inkomstenbelasting. Dat gaat veel verder dan de aanpak van ‘excessieve’ leningen van dga’s bij hun eigen bv waar het kabinet nu aan werkt. Ook het afschaffen van het lage tarief in de vennootschapsbelasting (nu 15% tot € 395.000 winst) zit in dit pakket.
Om het beleidsmakers nog wat makkelijker te maken hebben de onderzoekers ook een lijst opgesteld met ‘opmerkelijke belastingconstructies’ die mogelijk zijn in het huidige belastingstelsel. Die zou de overheid eventueel gericht aan kunnen pakken.

Terugdringen vermogensongelijkheid wens politiek

Politiek Den Haag zit nadrukkelijk te wachten op het onderzoek dat nu is opgeleverd. Het kabinet heeft nog geen officiële reactie gegeven op het rapport, die volgt op Prinsjesdag, waarschijnlijk inclusief maatregelen om de ongelijkheid aan te pakken. Minister Van Gennip van Sociale Zaken heeft bijvoorbeeld al laten weten dat ‘we iets moeten leren’ van de conclusies over de vermogensongelijkheid. Premier Rutte heeft eerder dit jaar laten weten dat hij op dit rapport wilde wachten vóór hij gaat kijken naar manieren om de vermogensongelijkheid te verkleinen. Ook in de Tweede Kamer leeft sterk de wens om vermogens zwaarder te belasten. Bij het debat over de Voorjaarsnota heeft de Kamer al een motie aangenomen die de regering verzoekt om de belasting op winst en vermogen te verhogen om met de opbrengst de belasting op arbeid te kunnen verlagen.

Bron: BV Rendement

De CijferWijzer

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief met het laatste nieuws op
het gebied van ondernemen, financiële zaken en administratie.